Na 23 jaar vindt opnieuw een internationaal rederijkers congres plaats in Groningen. De titel sluit dit jaar aan bij het provinciale motto voor cultuur "Het verhaal van Groningen" Land-aanwinningen, kerkenbouw en taalverschuiving alles in de 13e eeuw. Daarbij veel muziek: orgel concerten op beroemde orgels, het Antwerpsliedboek besproken, een wervelwind van cultuur. Het rederijkers juweel met emancipatie-toneel, levende schilderijen en een film over de laatste 14 congressen met vele herkenbare fragmenten.
Wij heten u van harte welkom.
Het Landschap aan de Waddenkust
De Menkemaborg en het Openlucht museum Het Hoogeland zijn beide gelegen op het zogenaamde Hoogeland, aangeslibde zeer vruchbare landen.
Opstrekkende heerden
Het landschap aan de Waddenkust is in de loop van de eeuwen gevormd door het inpolderen van de kwelders. In Groningen zorgde , nadat in de 11e tot 16e eeuw de kloosters het initiatief hadden genomen tot inpoldering, in de 17e en 18e eeuw het recht van opstrek ervoor dat buitendijkse gronden die in het verlengde lagen van de agrarische percelen, toe kwamen aan de boer die het stuk land gebruikte. Dit recht gold ook buitendijks, waardoor ontgonnen kwel- ders aan de boer toe kwamen. Zo ontstonden er langgerekte percelen. Wanneer de afstand tot de boerderij te groot werd, kwam er een nieuwe boerderij op de nieuw gronden in het ver-lengde van de oude boerderij. Zo ontstond bij het dorp Usquert vanuit de boerderij Zuidpool de boerderij Noordpool en vanuit de boerderij Papekop de boerderij kleine Papekop. In de omgeving van het Groningse Hornhuizen en Usquert zijn nog verschillende voormalige zeedijken te zien die evenwijdig aan elkaar zijn aangelegd. Ze vormen een aantal slaperdijken achter elkaar in de richting van de zee. De huidige zeedijk is verschillende keren aangepast op basis van berekeningen over de hoogwaterstanden en de veiligheid voor de inwoners van Groningen. Gaat u eens kijken bij Noordpolderzijl, het noordelijkste haventje van Nederland, dan ziet u het resultaat in één oogopslag
Monniken in Groningen
Eeuwen lang werd het landschap van Groningen gevormd en gekneed
door de zee en de wind; de kustlijn verschoof, woeste golven
overspoelden het land en veroorzaakten diepe geulen en grote gaten;
Gaten en geulen die later weer dichtslibden, of juist niet, kortom een
zeer dynamisch gebeuren. Door het ingrijpen van de mens is deze
situatie veranderd en in sommige opzichten in omgekeerde richting gekeerd.
De rol die hierin is gespeeld door monniken is
nauwelijks te overschatten, waardoor de oude landschappen uit
de vroege middeleeuwen goed bewaard zijn gebleven. Vanuit
het zuiden dringt een smalle uitloper van de Hondsrug de
huidige provincie Groningen binnen en op deze uitloper
woonden de eerste bewoners, omdat je op deze hoogte redelijk
veilig was voor het water van de zee. Het gebied ten noorden
van de stad Groningen bestaat voor een groot deel uit veen op
zand of veen op klei. Dit gebied was altijd nat door de slechte afwatering van de uit Drenthe
toestromende beken en riviertjes, zoals b.v. de Drentsche Aa en de Hunze. Wel gaven deze
riviertjes, die samenkomend het Reitdiep vormen, Groningen toegang tot de zee en daarmee
tot de wereld. Bij stormvloeden liepen grote delen van het land onder water en het
terugstromende water sleep diepe geulen uit in het landschap, die we nu nog als "maren" door
het landschap zien kronkelen. Met de kerstening van het noorden van Nederland deden ook
kloosters hun intrede en vooral de orden van de Cisterciënzers, de Benedictijnen en de
Norbertijnen waren actief in de provincie Groningen. De Cisterciënzers, ook bekend als de
Grijze monniken of Schieremonniken, hielden zich niet bezig met zielzorg en werden daarom
ook wel seculiere priesters genoemd; zij stichtten één van de bekendste kloosters, het klooster
van Aduard.
De monniken van dit klooster, het Sint
Bernardusklooster, drukten tussen 1200 en 1600 een stempel op
het landschap rond Aduard en verder in de provincie. Ze
verbeterden de waterafvoer door het graven van sloten, en
kanalen. Om het zeewater buiten te houden legden ze dijken aan
en zijlen (sluizen) om het water vanuit het zuiden te kunnen
spuien. Het buitendijkse land werd door de afzetting van laagjes
zeeklei langzamerhand hoger en kon na verloop van tijd ook
worden ingedijkt en zo groeide het gebied in noordwaartse
richting. Deze opstrekkende verkaveling is een typerend
kenmerk van het Hoogeland, zo genoemd omdat het hoger ligt
dan het gebied van waaruit het langzamerhand is ingepolderd. In het lage gebied legden de
monniken ook "wierden" aan, verhogingen in het landschap om de voeten droog te houden,
ze bakten stenen voor hun eigen bouwwerken, de z.g. kloostermoppen en zetten veen om in
turf om te gebruiken als brandstof. Veel van de dorpen en dorpjes, die we op onze tocht
aandoen of waar we langs rijden, liggen op zulke eeuwenoude wierden en soms is dat te
vinden in de naam van het dorp, zoals Stitswerd, Toornwerd, Helwerd, Usquert.
De Norbertijnen stichtten het klooster in Wittewierum, (Witte Wierum genoemd naar de kleur van de pijen van de monniken), beroemd door de abt Emo, de schrijver van De Kroniek van Wittewierum. Deze kroniek bevat de geschiedenis van het klooster over een periode van ongeveer 70 jaar, de werkzaamheden van de kloosterlingen en de vele natuurrampen, die zich voordoen. Maar het bevat ook verhalen van de wijde omgeving en verslagen van de vele reizen die Emo in Europa maakt.
Kerken en orgels
Na de dijkdoorbraken van 1277 ( overstroming van 44 dorpen in de Dollard, vorming van de Lauwerszee en de Zuiderzee) wordt de bedijking stevig ter hand genomen. Met als gevolg rijke dorpen, in elk dorp wordt in de 13e eeuw wel een nieuwe kerk gebouwd van de dan opnieuw geïntroduceerde baksteen. De klei hier was daarvoor heel geschikt. De monniken in Aduard haalden dit procedé uit Frankrijk. In de 12e eeuw werd er alleen nog maar met tufsteen gebouwd uit Duitsland. Alle baksteenkerkjes zijn dus 13e eeuws. Kijk onderweg naar de rijke versiering van de kerkmuren met spaarvelden in allerlei patronen. Zie dat er romaanse kerken zijn en romano -gotische in de vorm van de ramen. ( rond versus spits).
In de 16e en 17e eeuw worden edelen collator van een kerk ( recht van benoeming van de dominee) en bieden in de versiering van de kerken dan tegen elkaar op. Zo krijgen hier dan vele kerken een duur orgel van de beroemde orgelbouwer Arp Schnitger of zijn opvolgers Hinz en Freitag. Omdat in de 19e eeuw deze geldbron wegvalt krijgt men niet de kans om deze mooie orgels te verpesten door ze tot romantisch orgel om te bouwen. En zo is Groningen thans beroemd om zijn vele uitzonderlijke orgels en zijn hier veel orgel festivals in deze zogenoemde 'Orgeltuin van Europa'
Wij laten u de het kabinetorgeltje van de Menkemaborg horen en het Faberorgel in Zeerijp. Van de vele Schitgerorgels ( 12 alleen al in de provincie Groningen) hoort u alleen het grootste: het Martinikerkorgel.
Na de rondrit door Groningen en het Rederijkersjuweel op zaterdag en de academische zitting op zondag sluiten wij, na de wandeling door historisch Groningen, het congres af met een lunch in het Schimmelpennickhuis en geven u als toetje nog een kleine boekpresentatie.